Wijkvereniging Vogelzang | |||||||||||||||||
Boerderij Leijenhoeve |
|||||||||||||||||
startpagina |
nieuws |
wijkhistorie | huizen en
bewoners | wijkverhalen | luchtfoto's |
|||||||||||||||||
Boerderij "Leijenhoeve" lag aan de Leijenseweg ten oosten van de spoorlijn. De laatste boerderij dateerde van circa 1855, maar daarvoor was er een eerdere hoeve die tot 1766 gezamelijke eigenaren had met de westelijker gelegen boerderij "Leijenoord". De "Leijenhoeve" kwam in 1853 in handen van W.J. Both Hendriksen, een voorvader van de familie van Boetzelaer. Deze kocht in 1857 ook "Leijenoord" zodat beide boerderijen weer in één hand kwamen. Wim Westeneng uit Soest vertelt: Het achterhuis van de boerderij bestond uit een lange deel, met zowel links als rechts plaats voor 10 tot 12 koeien, na 1939 iets meer. Op het einde van de deel waren tegen de achtermuur op "de Hilt", boven de koeien, links en rechts ieder een "knechtenkamer" getimmerd. De boerderij kwam men binnen aan de westzijde via "de geut", de oude waterplaats. Hier was een waterpomp met een hardstenen goot of spoelbak. In de hoek van de geut was het kleine kamertje, met een zgn. poepdoos erin - de WC kwam pas na de oorlog. Het voorhuis, dat wat breder was dan het achterhuis, bestond voor het grootste deel uit de woonkamer (met bedstede) in de midden, en de kaasmakerij rechts. Links was een opkamertje (met bedstede) met een kelder daaronder. Boven waren eveneens een aantal kamers. Aan het einde van de 19e eeuw werd er voor nog een zomerhuis aangebouwd. Zomers, als de koeien de weide in gingen, werd de koeienstal of achterhuis zo grondig geboend en schoongemaakt, dat niets er aan herinnerde dat er in de winter koeien op stal hadden gestaan. Alle luchtjes werden eruit verdreven zodat alles fris rook. De stalramen werden met blauwe kalk beschilderd, dat was tegen de vliegen; die kalk was in het najaar weer gemakkelijk te verwijderen. Vervolgens werden lange kokos- en biezenmatten uitgerold en op de stenen vloer gelegd en verbleef de boerenfamilie gedurende de zomermaanden grotendeels in het koele achterhuis. Maar als er visite kwam werd die in het zomerhuis ontvangen. Er stond ten westen van de hoeve ook een klein bakhuisje. Achter de boerderij stonden hooibergen, later een schuur met overdekte hooiberg. Op de boerderij waren tot 1939 drie paarden aanwezig, later twee.
In 1891 pachtte J. Doornenbal de boerderij (Leijenscheweg B365). Hij overleed voor 1909. Zijn zoon Johannes Doornenbal zocht in dat jaar zijn geluk in Amerika. Het was een ondernemend persoon, gezien zijn aktiviteiten als De Bildtsche Karakter Komiek:
De Weduwe J. Doornenbal wordt in 1909 nog in het adresboek genoemd,
maar op 1 november betrekt veehouder A.C. (Arie) Westeneng de boerderij als
pachter. In 1913 werd het achterhuis 4,5 meter naar achter uigebreid
(door timmerman T. Meijer uit De Bilt). Boven de deeldeuren werd een
sluitsteen met jaartal aangebracht. G.L. Baron van Boetzelaer is dan
eigenaar.
Na het overlijden van boer Westeneng op 18 augustus 1939 ging de pacht over op zijn vrouw L.M. (Luitje Merrigje) Meijers. Vanaf 1946 werd het bedrijf, met instemming van eigenaar baron van Boetzelaer, uitgeoefend met haar zoon Henk Westeneng. De boerderij werd goed onderhouden, Luitje Meijers witte elk jaar de voegen van de stenen boven de deuren en ramen, wat goed te zien is op de bovenste foto.
Het doek valt op 9 januari 1952 wanneer de pacht wordt opgezegd door
eigenaar C.W.Th. Baron van Boetzelaer van Asperen en Dubbeldam. De
redenen waarom het pachtcontract wordt ontbonden zijn voor H. Westeneng
aanleiding om te procederen tegen baron Van Boetzelaer. Uiteindelijk in
hoger beroep,
oktober 1953, verliest Westeneng de rechtsgang voor de Hoofd-Pachtkamer
te Arnhem en moet hij de hoeve per 30 april 1954 verlaten . Uiteindelijk
vertrekt de familie Westeneng op 1 februari 1954. Het is een drama dat De Bilt schokte en breed uitgemeten werd in de media. Op 23 februari 1952 was de Wed. L.M. Westeneng-Meijers 65 jaar geworden. Dat was volgens de pachtwet de leeftijd voor een pachter dat het pachtgoed moest worden verlaten, tenzij hij/zij een zoon heeft die de pacht kan overnemen, en mits de verpachter daarmee instemt. Deze mogelijkheid werd door de baron gebruikt om de pacht op te zeggen. Hij had namelijk een andere gegadigde voor de boerderij, Henk Grift, een vriend van zijn zoon. Op 9 januari 1952 liet hij zijn rentmeester een brief schrijven dat de boerderij op 30 april 1952 moet worden opgeleverd. Daarop is Henk Westeneng gaan procederen. De zaak kwam eerst voor bij de Pachtkamer te Utrecht en daarna in september 1952 bij de Hoofd Pachtkamer te Arnhem. Na gewezen vonnis is Westeneng in hoger beroep gegaan, en deed de Rechtbank te Arnhem in oktober 1953 uitspraak dat de boerderij per 30 april 1954 moest worden opgeleverd. Spanning in het dorp. Wat gebeurt er met de familie Westeneng en verder
maakt de Hervormde Kerkeraad van Bilthoven/De Bilt zijn dreiging waar
de baron als president -kerkvoogd af te zetten? En wie is de boer voor
wie de Westenengs met alle geweld plaats moeten maken? De baron wilde in het begin van november 1953 via deurwaarder Kruithof te Utrecht beslag laten leggen op het vee van Henk Westeneng, omdat deze volgens de baron niet wilde meewerken aan de uitspraak van het gerecht. Dat was onjuist want Westeneng had volgens de uitspraak van de rechtbank te Arnhem de tijd tot mei 1954. Bovendien zocht Westeneng stad en land af voor een ander onderkomen voor zijn huisgezin en vee. De koeien weer inmiddels wel al weer op stal gezet in Bilthoven. Ook was er een financieel probleem omdat Westeneng de baron pacht schuldig over de laatste anderhalf jaar en hij de proceskosten moest betalen omdat hij verloren had. Op dat moment was Henk Westeneng in onderhandeling met de landbouwer J.B.Lanser, eigenaar van de Witte Burchthoeve in Soest, voor tijdelijke stalling van vee. Toen hij het gerucht hoorde van een dreigende beslaglegging van het vee, werden de onderhandelingen geforceerd en werd begin november 1953 het vee in een donkere nacht overgebracht naar Soest. Lanser, die landbouwer was, had praktisch geen vee. Lanser maakte ruimte vrij en stelde Henk Westeneng zo in de gelegenheid zijn koeien, klein vee, varkens en kippen op het Soester bedrijf onder te brengen. Toen baron Van Boetzelaer merkte dat Westeneng meewerkte aan de uitvoering van het rechtsgeding, komt hij via Ds. Franke, de predikant van de Zuiderkapel, tot een voorstel dat door Westeng werd geaccepteerd. Het voorstel hield in, dat als Westeneng per 1 februari de Leijenhoeve verliet, de baron de achterstallige pacht zou kwijtschelden en bovendien de kosten van het rechtsgeding voor zijn rekening zou nemen. Dit was een "gul" gebaar van de baron, want alles bij elkaar betrof het hier enkele duizenden guldens. In overleg wordt op de boerderij te Soest ook nog eens woonruimte vrij gemaakt voor het gezin Westeneng en vertrekken zij in de laatste week van januari 1954 naar Soest, om daar (voorlopig) verder te boeren.
Door alle commotie die was ontstaan durfde de beoogde pachter de boerderij niet in bezit te nemen. De bevolking van Bilthoven/de Bilt was geheel op de hand van de bewoners van de Leijenhoeve en had gedreigd de boel in brand te steken als er een nieuwe pachter zou komen. De omstreden hoeve kwam dus leeg te staan en werd nooit meer als hofstede gebruikt. Kort daarna verkocht Van Boetzelaer delen van de grond die aan de boerderij hadden toebehoord aan de gemeente de Bilt waarop later de nieuwbouw rond de Planetenbaan is gerealiseerd. Later huurde Inventum het achterhuis twintig jaar als opslagplaats en werd het woonhuis (het aangebouwde Zomerhuis) verhuurd aan o.a. Theo Ordeman, regisseur van de KRO. Het Zomerhuis werd als eerste gesloopt voor de aanleg van het fietspad, vanwege de onveilige situatie die hier ontstaan was, omdat fietsers een stukje over de rijbaan moesten omdat het Zomerhuis pal aan de weg stond. De boerderij zelf maakte wat later plaats voor het politiebureau. Het puin verdween naar een stortplaats bij Houten.
|